dinsdag 24 mei 2022

Cañon

Als we om 8:30 vanuit de camping naar Albarracin lopen is het alsof God de Heer de wereld net geschapen heeft. Op de camping ruikt het naar dennen. Overal vliegen zwaluwen. Ze nestelen onder de randen van de dakpannen. Het is stil en het licht hier op 1000 meter hoogte is adembenemend. De hemel is diep donkerblauw, de wolken van het wattigste wit, de kleuren fel en de contrasten hoog. Als Leni in de schaduw loopt ziet mijn camera haar nauwelijks. Ik moet haar regisseren om in het streepje licht te gaan staan en aandachtig naar een punt in de verte te kijken.
Het is nog best fris hier op 1000 meter hoogte. Leni heeft een hoody over haar jurkje. Ik ben een man en stoer en draag alleen een korte bloes. Ik verrek van de kou maar laar het niet merken.
In Albarracin is het stil als we de steile straatjes van het op een hoge rots geplakte stadje oplopen. Het stadje is goed onderhouden maar niet tè. Niet Disneyachtig zoals veel plaatsjes in de Elzas.
Niets is hier haaks. De straten, trappen en doorsteekjes lijken door een dronken stratenmaker aangelegd. Als de muren al parallel lopen, dan doen de dakranden dat niet. Naar boven zijn de huizen verder uitgebouwd, zodat ze daar nog maar een meter van elkaar verwijderd zijn. Sommige straten zijn donkere spelonken met een vlekje licht aan het einde, andere tonen hun details als het prille ochtendlicht precies goed valt en het de structuur van een muur of houten balkon laat zien. Ik maak een paar fotos van lantaarns aan een muur met bijbehorende slagschaduw, een foto die mijn vader talloze keren gemaakt heeft. Door het maken van de foto voel ik me met hem verbonden.
Het stadje heeft een stadsmuur zoals je die van films kent: scheef de helling op en met grote kantelen en torens. Er is ook een fort uit de Moorse tijd.

We lopen naar het mooie kerkje met de geglazuurde dakpannen op de toren, maar de dronken stratemaker houdt ons voor de gek en steeds als we een kortere doorsteek willen maken komen we op een verkeerde plek uit. Je vindt het centrum pas door er niet naar te zoeken. Ik ben hier wel erg filosofisch bezig, geloof ik.
Plaza mayor is een wat te groot woord voor het piepkleine  pleintje, midden in het stadje maar het uitzicht vanaf een soort balkon met bogen is adembenemend. EN er is een Bodega (Zobi: AIE BODEGA, BODEGA, Chante nos joies et nos folies), waar je koffie kunt krijgen. Twee dubbele espresso's voor 2,50 het is onbegrijpelijk. Een middelmaat vrachtauto-tje wordt overgeladen in een nog kleiner vrachtauto-tje van Dinky toy formaat die nog wel de smalle straatjes van de hoge stad in kan. De mannen lachen en slaan elkaar op de schouder. Leuk om te zien. Als we het stadje na anderhalf  uur uitlopen is het nog steeds stil.

Terug naar de camping om de camper op te halen. We rijden verder door de smalle canyon van de Guadalaviar. Haarspeldbochten, overhangende rode rotsen en populieren langs het water. Een lust voor het oog. We hangen regelmatig met ons hoofd op het dashboard om de hoge rotsen te kunnen zien. Halverwege Teruel is het uit met de pret en wordt het een rechte weg met links en rechts graanvelden, afgezoomd met klaprozen. Vlak bij Teruel ligt een vliegveld met afgedankte vliegtuigen. Grote lijntoestellen in alle kleuren staan hier geparkeerd in de droge lucht. De motoren zijn er uitgehaald, je kan er zo doorheen kijken. Natuurlijk kunnen we hier niet even stoppen. Jammer.

Teruel slaan we, ondanks zijn UNESCO status over. Het is groter, drukker, heeft parkeer-problemen en zou o.i.niet meer bijdragen aan onze stadservaring van vandaag. De volgende stop ligt iets ten zuiden van Teruel: Cañon Rojo. Het is een locatie waar Westerns zijn opgenomen. Het is even zoeken,  want het ligt aan een B-weg en staat weer niet aangegeven. Google maps helpt hier opnieuw. We parkeren de camper weer op een braak stuk land en lopen de gravelweg op. Hij leidt in eerste instantie naar een geitenboerderij met ongelofelijk veel rotzooi er omheen, maar vrij snel hebben we met GPS de juiste weg te pakken. Hij leidt naar een Arroyo, in Amerika een Wash en in Nederlands een droge incidentele rivier van waaruit het pad het achterland in voert.  Vrij snel wordt duidelijk waarom hier gefilmd wordt:
Het is geen Amerika maar het komt wel erg dichtbij: de kleuren, de vormen, de erosie. We lopen meer dan een uur in dit verlaten landschap rond en komen alleen twee Fransen met een hond tegen. Er staat een lekkere bries, dus echt warm wordt het nooit.

Verder zuidelijk, in de richtng van Utiel, dat de prijs voor de lelijkste stad tot nogtoe met gemak  wint. 

De N330 is een rode (provinciale), groene (mooie), smalle  en helaas minder rustige weg. Iets zuidelijk van Teruel duikt hij ook in de canyon van de Rio Turia. Tientonners schuiven als vliegdekschepen langs. Onze spiegels raken elkaar net niet. Het is oppassen geblazen. Wat verderop wordt het rustiger. We rijden in een sukkeldrafje van 60 km/u door de prachtige kloof met opnieuw overhangende rode rotsen en populieren langs de Rio. Verlaten huizen en dorpen hangen als zwaluwnesten aan de rotsen. Bij Villel een serie rode stapelrotsen als opgestapelde ontbijtborden. De intens rode kleur blijft ons de hele verdere weg vervolgen.

Tot aan Utiel is het een uitgestrekt, stenig en leeg gebied. Weinig bewoning. Daarna wat dennenbossen. Ik vind het mooi maar er zijn hier geen campings en Leni en ik hebben een hekel aan camperplaatsen, vaak niet meer dan een parkeerplaats naast de Burgerking. Dat is een beetje het probleem hier in dit gebied: je stops worden meer bepaald door de campings, dan door de plekken waar je wilt zijn, maar met wat creativiteit komen we er wel uit.

Bij Utiel vallen de wijngaarden langs de weg op, maar dan zijn we al op zoek naar de 'slow life' camping die hier moet liggen. Een jongeman heeft hem net overgenomen. Hij heeft ook een restaurantje en daar gaan we vanavond eten.

Geen opmerkingen: